De regering heeft een wet in voorbereiding met onder meer als doel de weerbaarheid van de Nederlandse Defensieindustrie te verbeteren om de krijgsmacht en de nationale strategische autonomie te versterken. Onze werkgroep is van mening dat het beoorgde doel met het wetsonderdeel "marktordening" niet bereikt zal worden.

De werkgroep Politiek en Defensietechniek van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) heeft onderstaande reactie op het voorstel voor een "Wet Weerbaarheid Defensieindustrie" dat op 1 juli 2024 in internetconsultatie is gegaan. Deze is opgesteld op basis van openbaar beschikbare stukken en kennis en ervaring op het gebied van defensie-technologie. De opmerkingen en vragen betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.
                                                                                                                                                                        Download PDF 

Op 1 juli heeft de Minister van Economische Zaken ontwerp voor een Wet Weerbaarheid Defensieindustrie aangeboden voor internetconsultatie. Deze wet bestaat uit drie onderdelen: Marktordening, Veiligheidstoets en geschiktheidverklaring.

Onze werkgroep meent dat de overheid met het onderdeel marktordening van deze wet, het beoogde doel om de krijgsmacht, de defensieindustrie en de nationale strategische autonomie te versterken, niet zal bereiken. 

Marktordening

Als dit deel van de wet wordt aangenomen is dat een fundamentele inbreuk op de democratische markteconomie van Nederland. Het tast onze open samenleving aan, waar we juist voor willen vechten.
Met het instrument aanwijzing in deze wet kan en zal de overheid zonder overleg of mogelijkheid van bezwaar de absolute macht binnen door haar geselecteerde bedrijven krijgen.

Daardoor zal het voor bedrijven nog lastiger worden om externe financiering aan te trekken, verslechtert de internationale concurrentiepositie en wordt technologie- en systeemontwikkeling door ondernemingen bemoeilijkt. Zie de toelichting hieronder.
Dit geldt niet alleen voor bedrijven die een aanwijzing krijgen, maar ook voor bedrijven waarvoor dat dan wettelijk wel mogelijk is, maar (nog) niet is gebeurd.
De memorie van toelichting tracht deze gevolgen te nuanceren, maar de wettekst is heel helder.

Er is bij bedrijven een groot besef van de toegenomen instabiliteit in de wereld. Internationale veiligheid is van levensbelang voor onze economie. Voldoende bedrijven in ons land willen zich actief inzetten voor Defensie. Mits onder redelijke voorwaarden. Sommige vragen daar al jaren om.
De aannames over onwil en zeer hoge vergoedingen bij civielrechtelijke contracten in het Beleidskompasformulier lijken onze werkgroep dan ook een doelredenering, die weerstand oproept.
Om het gewenste doel te bereiken is open overleg over mogelijkheden en beperkingen noodzakelijk. Daarbij moet er ook begrip voor zijn dat niet alles mogelijk is. Er zijn echter altijd alternatieven.

Zoals ook blijkt uit het rapport van taskforce productiezekerheid van het Ministerie van Defensie van 7 juni 2024 is een betere oplossingsrichting dan dit wetsvoorstel drieledig:
(1) Voor een langere periode gegarandeerde opdrachten plaatsen, langer dan de herzieningstermijn van de in het wetsvoorstel genoemde strategische bevoorradingsplan,
(2) Wijzigen van de inkoopprocedures, zo dat het gemakkelijker wordt om tot een contract te komen, en
(3) Uitgevoerde opdrachten tijdig betalen.
Mogelijk is daar ook een wet voor nodig, maar een andere dan nu wordt voorgesteld.

Ook in een oorlogseconomie zijn aanwijzingen en dwang niet het primaire, laat staan het juiste middel om de landsverdediging en economie optimaal te laten functioneren. Dwang moet pas in laatste instantie en zorgvuldig gecontroleerd worden ingezet. In dit wetsontwerp is echter geen drempel ingebouwd, zoals een “staat van crisis” die de Europese Commissie heeft voorgesteld.

Ten slotte: dit is een zuiver op Nederland gerichte wet. Militaire middelen komen echter zelden of nooit meer alleen uit ons land. Een nationale aanpak van de voorgestelde marktordening zal met grote waarschijnlijkheid contraproductief uitwerken. Immers, de Nederlandse defensiemarkt is klein en bedrijven zullen bij voorkeur uitwijken of uitbreiden naar een omgeving in het buitenland met groter omzetpotentieel en waarin minder of geen dwang op hun activiteiten wordt uitgeoefend.  

Een vorm van marktordening van de Defensie-industrie is eigenlijk alleen mogelijk en levensvatbaar als het op Europese schaal wordt gedaan. Wij hebben daarvoor op 29 mei 2024 in Eurodefense en EDTA verband het voorstel Clustering the EDTIB aan de Europese Commissie gestuurd. 

Toelichting

De wet geeft de regering een discretionaire bevoegdheid over alle bedrijven die zij uitkiest om aanwijzingen te geven om activiteiten uit te voeren of na te laten. Dit start 6 maanden na het vaststellen van de wet en is niet afhankelijk van de internationale veiligheidssituatie.
Het gehanteerde criterium “algemeen economisch belang” kan veel verder gaan dan alleen de Defensiesector. Dat kan ook belangrijk zijn voor de uitvoering van de wet, want er zijn veel civiele bedrijven, die cruciale ‘dual use’ componenten moeten toeleveren voor defensietoepassingen. Een beperking tot het Beleidskompasformulier genoemde aantal van “15 bedrijven” is in het wetsvoorstel niet terug te vinden.

Het zal voor bedrijven in de defensiesector door de voorgestelde wet nog moeilijker worden om externe financiering aan te trekken dan dat dit nu al onder de vastgestelde Europese ‘Environmental and Social Governance’ verordening het geval is . De gevolgen van een aanwijzing op de vermogenspositie en rentabiliteit van de onderneming kunnen immers niet worden overzien. Daardoor wordt investeren een risico. Ook voor bedrijven die dual-use technologie produceren en een aanwijzing zouden kunnen krijgen. Zelfs de kans dat deze wet wordt aangenomen heeft al een negatief effect op de interesse van investeerders.

Verder is het wetsontwerp schadelijk voor de internationale concurrentiepositie van alle Nederlandse bedrijven in de sector. Een aanwijzing om door een buitenlandse klant bestelde goederen in Nederland te houden is immers een risico waarmee een buitenlandse nu altijd rekening moet houden. Ook als die aanwijzing pas plaatsvindt terwijl een langlopend leveringscontract al ruim daarvoor is ingegaan.

Ook voor technologie- en systeemontwikkeling is het effect groot. Als de overheid de bevoegdheid krijgt om technologische kennis zonder overleg of instemming over te dragen aan een concurrent, zullen weinig ondernemers het risico nemen om hun bedrijf en kennis voor technologieontwikkeling in te zetten. Vermoedelijk zelfs geen betaalde ontwikkelingsopdrachten, omdat daar altijd “eigen” kennis voor wordt gebruikt. Aangezien de aanwijzingen in het wetsontwerp een direct dwingend karakter hebben, zijn de uitzonderingen van het TRIPS verdrag op onder andere intellectueel eigendom en octrooirecht moeilijk afdwingbaar.

Ten slotte is de gedachte dat een Nederlands bedrijf kan worden opgedragen om onderhoud en modernisering van in het buitenland aangeschafte apparatuur uit te voeren onrealistisch en een vorm van wensdenken. Zeker als Defensie - zoals aangegeven - niet tijdig tot vervanging of modernisering is overgegaan. Onderhoud en vernieuwing van door de oorspronkelijke fabrikant uitgefaseerde systemen is technisch vrijwel nooit mogelijk.
Complexe onderdelen zijn (ook) niet meer leverbaar, software broncode wordt niet beschikbaar gemaakt en moderne technologie is vrijwel nooit na te bouwen door reverse-engineering.

Veel Nederlandse bedrijven zijn graag bereid om een bijdrage aan Defensie te leveren, als OEM of als toeleverancier. De bedrijfsmatig noodzakelijke planningshorizon voor investeringen in productontwikkeling en productiefaciliteiten is voor de meeste defensiebedrijven echter ruimschoots meer dan vier jaar. De in het wetsvoorstel genoemde herzieningstermijn van het strategisch bevoorradingsplan van vier jaar geeft daarom een risico in plaats van zekerheid te bieden.
Aan de andere kant is de herzieningstermijn van het strategisch bevoorradingsplan veel te lang. De oorlog in OekraĂŻne is immers nog pas 2½  jaar geleden begonnen. Regelmatige aanpassing in overleg is dus noodzakelijk.  

Overige aspecten

Er zijn geen criteria voor internationale veiligheid vastgesteld, waaronder de wet van kracht wordt. Een half jaar na vaststellen van de wet kunnen bedrijven in de EDTIB een aanwijzing verwachten.
In een “staat van crisis” zouden elementen van deze wet wellicht redelijk zijn. Dat kan in de wet worden ingebouwd, zoals de Europese Commissie ook in het EDIP heeft gedaan, maar dat is nu niet het geval.

Een aanwijzing vindt plaats zonder overleg mogelijk of mogelijkheid van bezwaar. Zodra een bedrijf is aangewezen verliezen de directie en aandeelhouders feitelijk hun bevoegdheden. Een minister en een stille bewindvoerder bepalen de activiteiten. Er is grote kans dat dit leidt tot moeilijk te overwinnen weerstand en verzet. 
Ook selectie van de betreffende bedrijven, de opgedragen activiteiten en eventuele compensatie voor de opgedragen activiteiten vallen binnen de discretionaire macht van de minister. Zoals nu voorgesteld is dat een onaanvaardbaar risico voor de bedrijfsvoering, rentabiliteit en de vermogenspositie van een bedrijf.

De stelling in de memorie van toelichting dat een aanwijzing slechts het karakter van een inspanningsverplichting heeft blijkt niet uit het wetsontwerp. De bevoegdheden van de minister en bewindvoerder zijn absoluut. Zonder inspraak van directie en aandeelhouders.

De ministers van Defensie en Economische Zaken hebben in het wetsontwerp een gesplitste macht, die het in de uitvoering onduidelijk zal maken waar de besluiten feitelijk worden genomen. Op sommige punten is in het ontwerp nog niet vastgesteld welk ministerie verantwoordelijk is, maar staat PM vermeld. 

Het doel van de wet om als Nederland strategische autonomie te verkrijgen is sowieso niet meer haalbaar in de verweven internationale economie. Vrijwel geen enkel militair product is uitsluitend door Nederlandse bedrijven te realiseren. Subsystemen of onderdelen of grondstoffen komen altijd uit heel Europa of ver daarbuiten. 

_____________________________
Den Haag, 30 augustus 2024
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: dv@kivi.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen?  Meld u aan via deze link.

Ben je ingenieur en wil je meewerken aan onze adviezen? Neem contact op via dv@kivi.nl 
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaardt geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Foto: Ministerie van Defensie