Op 31 mei heeft Staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat reactie gepubliceerd op krantenberichten over de inbouw van Amerikaanse strategische wapens en over een prijs-audit van de kandidaat leveranciers. Op 3 juni zal de Tweede Kamer haar standpunt bepalen over dit voorstel. Onze werkgroep Politiek en Techniek heeft twee aanvullende vragen over deze brief.

De werkgroep “Politiek en techniek” van de afdeling Defensie en Veiligheid analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs. De werkgroep heeft opmerkingen en suggesties voor vragen over de reactie van Staatssecretaris Van der Maat van 31 mei op krantenberichten over de inbouw van Amerikaanse strategische wapens en over een prijs-audit van de kandidaat leveranciers. Daarover zal de Tweede Kamer op 3 juni 2024 een standpunt bepalen.

Het antwoord op onderstaande twee vragen kan een beter inzicht geven in onze stoplichtvragen 5 en 6 over de integratie van Amerikaanse kruisvluchtwapens (TLAM) en torpedo’s (Mk48), alsmede een al dan niet uitgevoerde prijsaudit. Deze stoplichtvragen waren: 5. Kunnen de verlangde Amerikaanse wapensystemen worden ingebouwd? en 6. Is de geboden prijs realistisch of is dit prijsdumping door de Franse overheid?

Download de PDF

1. Amerikaanse TLAM kruisvluchtwapens en Mk48 torpedo’s

De uitspraken in de derde alinea van bovengenoemde brief maken duidelijk dat er geen zekerheid is over de uiteindelijke bereidheid van de Verenigde Staten om kennis over deze wapensystemen te delen met de Franse werf Naval Group.

De ervaring van de werkgroep leert dat de VS op voorhand overdracht van kennis over systemen als TLAM en Mk48 aan bevriende naties, alleen al om diplomatieke overwegingen, niet op voorhand uitsluit. Zeker niet als het nog onzeker is welke werf in welk land het schip gaat ontwerpen en kennis over de integratie moet hebben. Dat geldt ook voor NATO-partner Frankrijk.

In aanvulling op het gestelde in de brief zijn in de VS naast het DoD ook het Department of State en het Congres betrokken bij de formele beslissing tot het al of niet verlenen van de vergunning van strategische wapensystemen. Binnen de werkgroep is de ervaring dat uitwisseling van technisch en operationeel gevoelige informatie tussen de VS en landen die concurrerende systemen produceren beslist niet vanzelfsprekend is. Dat geldt met name voor Frankrijk.
De werkgroep kent geen voorbeeld van levering van kennis over zeer geavanceerde Amerikaanse  strategische wapensystemen aan een Franse partij.

Het is gebruikelijk dat de VS voorafgaand aan het indienen van een officieel verzoek geen bindende uitkomst meedeelt. Pas na het indienen van een verzoek door bevriende landen wordt een militaire, industriële, politieke en diplomatieke afweging gemaakt. Als de verschillende aspecten niet tot eenzelfde standpunt leiden, kan dit heel lang duren. 
Kortom, aan de facto vrijblijvende uitingen van de VS in de aanbestedingsfase kan geen werkelijke zekerheid, of vertrouwen worden ontleend.  

Deze onzekerheid wordt nog versterkt door het onzekere gevolg van de komende Amerikaanse verkiezingen. Het is onwaarschijnlijk dat de exportvergunning naar Frankrijk voor die verkiezingen kan worden verleend.
Daarnaast zal met name de Franse druk op het realiseren van Europese Strategische autonomie de kans op het verlenen van een vergunning verkleinen.

Omdat er op dit moment nog geen exportvergunning is gegeven kan Naval Group voor de integratie van de Amerikaanse systemen alleen een schatting van de kosten geven. Vermoedelijk is daarvoor een stelpost opgenomen. Daarvoor kan de werf echter moeilijk verantwoordelijkheid nemen omdat noodzakelijke informatie ontbreekt. Aangezien financiële informatie niet openbaar is kunnen wij geen oordeel geven over de hoogte van de stelpost.
Onze werkgroep is er echter van overtuigd dat de integratie van deze systemen zeer complex en kostbaar is, en uniek voor de Nederlandse boten.

Voor de andere twee aanbieders van de onderzeeboten is die onzekerheid veel minder groot. De landen waar de werven die de gevoelige informatie nodig hebben gevestigd zijn (tkMS en Damen) beschikken al over gevoelige informatie over meerdere Amerikaanse wapensystemen, die zijn geïntegreerd in hun scheepssystemen. Zij zijn op dit gebied ook geen concurrent van de VS.

VRAAG 1
Heeft de Staatssecretaris ter geruststelling voorbeelden van het door een Franse werf integreren van Amerikaanse strategische maritieme wapensystemen zoals TLAM, Mk48, of daarmee qua strategisch belang vergelijkbare systemen.
Die concrete informatie moeten Naval Group en de Franse overheid eenvoudig kunnen leveren.

Ook zou op het ministerie bekend moeten zijn wat het resultaat van (eventuele) pogingen van bevriende landen is om zo’n exportvergunning voor kennisoverdracht naar een Franse werf te verkrijgen.

2. Prijsaudit door de Audit Dienst Rijk (ADR) 

Bij het lezen van de brief ontstaat de indruk dat de ADR op grond van de MoU in de toekomst toegang krijgt tot informatie om de controletaken uit te voeren. De werkgroep is van mening dat voor een project met deze enorme financiële omvang, complexiteit en technische onzekerheden vóór de gunning een gedegen prijsaudit vereist is. 
Mogelijk is onze interpretatie van de brief echter onjuist.

VRAAG 2
Is de interpretatie van de brief van de Staatssecretaris juist, dat de tekst gaat over het uitvoeren van audits ná het definitief gunnen of plaatsen van het contract?
Zo ja, betekent dit dat voorafgaand aan de voorlopige gunning géén prijscontrole is uitgevoerd door de ADR?

Download de PDF

 

_____________________________
Den Haag, 2 juni 2024
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: dv@kivi.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen?  Meld u aan via deze link.

Ben je ingenieur en wil je meewerken aan onze adviezen? Neem contact op via dv@kivi.nl 
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaardt geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Illustratie: Naval Group