De werkgroep “Politiek en Defensie & Veiligheidstechniek” van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.
De werkgroep heeft onderstaande opmerkingen en vragen over de Defensiebegroting 2017. De vragen betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.
Pag. 9. Investeringen in materieel. Het is bemoedigend te kunnen vaststellen dat investeren in vervanging en vernieuwing van materieel prioriteit 2 van Defensie is, en daarbij het vergroten van kennis en het innovatieve vermogen van de krijgsmacht de eerste sub-prioriteit is. Jammer dat desondanks, zoals gesteld op pagina 7, de investeringsbehoefte de komende 15 jaar groter dan het beschikbare budget.
Pag. 11. Mijnenbestrijdingscapaciteit. Op deze pagina wordt aangegeven dat de studie ter voorbereiding op de vervanging van de maritieme mijnenbestrijdingscapaciteit is vertraagd. De raming voor het vervangingsplan komt echter in de lange termijn begroting niet (meer) voor.Vanuit technisch perspectief lijkt het daarom gewenst om een levensduuronderzoek van de huidige maritieme mijnenbestrijdingscapaciteit uit te voeren, zodat kan worden vastgesteld wanneer de huidige middelen niet meer in nationaal of bondgenootschappelijk verband kunnen worden ingezet.
Pag. 14. Financiële duurzaamheid. Dit beleid richt zich uitsluitend op het verbeteren van inzicht en kostenbeheersing. Het is in deze tijd van budgettaire schaarste echter ook van belang om te onderzoeken hoe de beperkte middelen effectiever kunnen worden ingezet. Met name om technologische vernieuwing en vervanging van verouderd materieel mogelijk te maken.
Pag. 17. Cyber. De krijgsmacht is vanaf 2017 inzetbaar voor Cyberoperaties, zowel defensief als offensief. Welke netwerken kunnen met deze defensieve capaciteit worden verdedigd? Uitsluitend de eigen infrastructuur of ook vitale Nederlandse en bondgenootschappelijke infrastructuur? Defensie is er immers om het land te verdedigen en niet alleen zichzelf.
Pag. 49. Investeringsquote. De Nederlandse en nu ook Europese doelstelling is om de investeringsquote gemiddeld op 20% van het defensiebudget te houden. Dit is vele jaren niet gehaald. Op deze pagina wordt gesteld dat het doel van 20% (pas) in 2020 kan worden gehaald. Heeft de minister in de jaren daarna planmatig gecompenseerd voor de achterstand in investeringen en laat zij de investeringsquote tot (ver) boven 20% oplopen? Zo niet, dan blijft de achterstand in bij de vervanging van verouderd materieel gehandhaafd.
Pag. 60. Energie-maatregelen voor infrastructuur. Voor energiebesparende maatregelen wordt jaarlijks 8,8 M€ uitgetrokken. Naar aanleiding van de Operationele Energie Strategie (OES), het klimaatverdrag van Parijs en daaraan gerelateerd beleid zouden de inspanningen op dit vlak de komende jaren moeten toenemen. Het is gewenst te onderzoeken of Defensie alsnog met het GO-GREEN programma van EDA kan meedoen of zelf een gelijksoortig initiatief kan ontwikkelen, waardoor de uitgaven voor energie en energiebesparing voor gebouwen en terreinen aanzienlijk dalen of zelfs negatief worden.
Pag. 64. Bijdragen en contractonderzoek. Is de constatering uit deze tekst en de bijbehorende cijfers juist dat en 5M€ wordt bijgedragen aan grote faciliteiten en slechts 95 k€ beschikbaar is voor acute, onvoorziene kennisondersteuning? Dat zou wel heel weinig zijn.
Pag. 69. Nutscontracten door CDC. Zie commentaar op pag. 60 over energiebesparende maatregelen. In deze tijd van budgettaire krapte zou aanzienlijk op nutscontracten bespaard kunnen worden als Defensie zou meedoen aan het GO-GREEN project van EDA of zelf een gelijksoortig initiatief neemt.
Pag. 103. Lange termijn begroting Onderzeeboten. Het stelt teleur dat de vervanging van onderzeeboten is begroot op 2,4 Mrd€. Voor dat bedrag kunnen volgens de huidige inzichten niet vier onderzeeboten worden gebouwd zoals voorzien in de toekomstvisie onderzeedienst en het DMP-A vervanging onderzeeboten. Met name voor een tot 2070 operationeel platform noodzakelijke innovatie (20% van het totaal budget = ongeveer 1 Mrd €) is geen ruimte. In een variant met drie boten blijft de inspanning voor innovatie ongeveer gelijk: zelfs drie geavanceerde boten zijn moeilijk te realiseren met dit budget.
Pag. 103. Lange termijn begroting M-fregatten. Voor de vervanging hiervan geldt hetzelfde. Met een investeringsbudget van omstreeks 730 M€ is de noodzakelijke ruimte voor innovatie voor een zeer lang mee gaande scheepklasse volstrekt onvoldoende.
Pag. 121. Privaat investeringsfonds. Op 26 maart 2015 heeft de minister toegezegd de mogelijkheden voor verlichting van de begroting m.b.v. een privaat investeringsfonds te onderzoeken op basis van een in de Militaire Spectator beschreven concept. In antwoord op de vragen voor het WO van 2 november 2015 is aangekondigd dat de mogelijkheid wordt bekeken om enkele pilotprojecten te starten. Wat is de stand van zaken na ruim anderhalf jaar?
Â
Â
Â
Â