De werkgroep “Politiek en DV techniek” analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.

De werkgroep Politiek en DV techniek heeft onderstaande opmerkingen en vragen over de Defensie Industrie Strategie (DIS 2018) van 14 november 2018, waarin de Minister van Defensie haar beleid voor de samenwerking met de Nederlandse defensie gerelateerde industrie uiteen zet. Het commentaar is opgesteld op basis van openbaar beschikbare informatie en kennis en ervaring op het gebied van defensietechnologie. De opmerkingen en vragen verwijzen naar de DIS2018 en betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.

Pag. 3 - Betrokkenheidsniveau Smart Developer en mee-ontwikkelen
In de rood gemarkeerde kennisgebieden zijn de gewenste capaciteiten niet in de markt verkrijgbaar. Daar gaat Defensie zelf richting geven aan ontwikkeling voor de eigen behoefte, staat in de nota.
Uitgangspunt is dus dat deze technologie nog niet bestaat. Dat betekent op enkele uitzonderingen na dat de in opdracht van Defensie ontwikkelde technologie ook van belang is (of kan zijn) voor andere sectoren van de economie.
Dit kan worden bevorderd door bedrijven hiertoe te stimuleren. Als dit effectief gebeurt wordt de ontwikkeling ook economisch interessant en kan deze geheel of gedeeltelijk door privaat kapitaal worden gefinancierd. Defensie hoeft dan alleen richting te geven aan de ontwikkeling en deze niet of slechts gedeeltelijk te financieren.

Pag. 4 - Gewenste industriële capaciteiten.
Nederland heeft de ambitie om zelf bepaalde militaire capaciteiten te ontwerpen en te produceren, staat op deze pagina. Bij de uitvoering van dit beleidsvoornemen lijkt een beroep op artikel 346 VWEU op basis van deze argumenten echter juridisch niet toegestaan. Ook dan bepalen aanbestedingsregels wie het product mag ontwerpen en leveren.

Pag. 5 - Zorgvuldige aanbesteding
Defensie werkt in de diverse kennis en innovatie-afdelingen (K&I) intensief samen met de kennis-sector en daagt deze uit om nieuwe ideeën te genereren en uit te werken. Een steeds terugkerende klacht uit ons netwerk is dat een bedrijf of organisatie dat zo’n idee - vaak op eigen kosten - samen met Defensie heeft uitgewerkt, vervolgens bij de aanbesteding wordt uitgesloten wegens voorkennis of (potentiële) belangenverstrengeling. Dit geldt zowel voor het grootbedrijf als het MKB en heeft tot gevolg dat ervaren bedrijven steeds voorzichtiger worden om hun ideeën met Defensie te delen.

Pag. 15 - COTS/MOTS beleid
De werkgroep juicht in hoge mate toe dat het COTS/MOTS beleid op onderdelen wordt losgelaten. Met name ook de daarbij gebruikte argumentatie. De gebruikte argumentatie van “nationale betrokkenheid” is echter mogelijk strijdig met aanbestedingsregelgeving.
Onduidelijk is verder op welke gebieden dit precies wordt losgelaten en welke consequenties dit heeft voor de de DMO, de kennisinstituten en de industrie?

Pag. 18 - Pragmatische overwegingen
Onderaan deze alinea wordt gewezen op de Nederlandse maat, waardoor het effect van het beleid in sommige technologiegebieden anders uitpakt dan in andere. Er wordt niet verwezen naar het verschil in industriële aanpak in de economie. Schepen zijn wereldwijd meestal prototypen of zeer kleine series, waar de klant altijd richting geeft aan de bouw van ieder exemplaar. Vliegtuigen zijn daarentegen sterk gestandaardiseerd en worden in grote series gebouwd. Dat heeft ook effect op de uitkomst in de verschillende domeinen.
De minister zou naast de “Nederlandse maat” ook de technologische en economische verschillen in aanpak tussen de domeinen in beschouwing moeten nemen.

Pag 19/20  Platformen en systeemintegratie
De werkgroep benadrukt het belang van de aanwezigheid van systeemintegratoren in de Nederlandse industrie in het algemeen en dus ook in de Nederlandse defensie-industrie.  Het belang voor Defensie is dat door opdrachten aan zulk een systeemintegrator Defensie over wapensystemen kan beschikken die zijn toegesneden op de Nederlandse behoefte.  Bij export van in Nederland ontwikkelde, en eventueel doorontwikkelde, systemen verwerft Nederland invloed bij de betreffende buitenlanden. Vanuit industrieel/economisch gezichtspunt ligt het belang van een systeemintegrator in het netwerk van toeleveranciers dat een dergelijk bedrijf om zich heen verzamelt.  Daarin wordt kennis en capaciteit ontwikkeld die vervolgens ten goede komt aan de Nederlandse economie als geheel. Dit betreft niet alleen producten, maar ook (ontwikkel-)methoden en processen. Nederland heeft nog maar weinig van zulke bedrijven en moet zuinig zijn op de overblijvende. Het verdient aanbeveling om aan deze systeemontwikkelcapaciteit strategische waarde toe te kennen.

Pag. 22. Training en opleiding
In het regeerakkoord staat dat training en opleiding meer in Europees verband zal worden nagestreefd. In tegenstelling hiermee wordt in deze paragraaf aangegeven dat de minister juist dit beleid nationaal wil verankeren.
Juist gezamenlijke basistraining en voortgezette opleiding bevordert de Europese integratie op langere termijn. Bovendien worden simulatiesystemen steeds realistischer, complexer en ook duurder, waardoor Europese samenwerking belangrijke kostenbesparingen kan opleveren.

Pag. 26 - Startups
Start-ups zijn kleine nieuwe bedrijven, met vaak mooie en nieuwe ideeën en grootse plannen, waarvan het merendeel mislukt. Dat is de tragiek van dit marktsegment. Defensie kan wel  een positieve bijdrage leveren aan potentieel succes, maar dan nog is een startup een klein bedrijf, waarvan bijna nooit verwacht kan worden dat zij binnen afzienbare tijd grote aantallen degelijke producten kunnen leveren en aan de defensieregelgeving zoals ABDO voldoen. Het eco-systeem dat zo kenmerkend is voor startups in de farmaceutische en automotive sector ontbreekt in de Nederlandse defensiesector.
Samenwerking met startups is voor een grote organisatie als Defensie niet per definitie uitgesloten, maar vraagt wel om per geval op maat toegesneden risico-afdekking. Zowel voor het bedrijf als voor Defensie.
Focus van het beleid op startups leidt daarom onvermijdelijk tot mislukking als scale-up mogelijkheden, externe private financiering, launching customer garanties en potentiële overname door een OEM niet in het ecosysteem zijn ingepast. Fieldlabs en brancheverenigingen zijn daarbij van mineur belang.

Pag. 27 - De gouden driehoek
De gouden driehoek richt zich sterk op het bestaande netwerk van kennisinstituten en bij de NIDV aangesloten bedrijven, die in opdracht van Defensie capaciteiten ontwikkelen en bouwen. Het is een gesloten driehoek, waar toetreding lastig is. De gouden driehoek kijkt meestal niet naar andere sectoren van de economie, waar een bepaalde technologie al in gebruik is. Voor nieuwe technologiegebieden is het echter van groot belang om aan te sluiten bij de sectoren, waar deze technologie al bekend en in gebruik is.  Cyber en nieuwe energiesystemen zijn voorbeelden, maar niet de enige gebieden waar dit van belang is. Ook de gouden driehoek moet de luiken open zetten.

Pag. 28  - Aanbestedingswet
In 2016 is een nieuwe aanbestedingswet van kracht geworden, waarin onder meer het voor het launchingcustomership belangrijke innovatiepartnerschap is opgenomen. Voor zover bekend heeft Defensie dit innovatiepartnerschap nog nooit toegepast. Dat is teleurstellend, want het innovatiepartnerschap is bedoeld om complexe problemen waarvoor nieuwe technologie of producten noodzakelijk zijn in nauwe samenwerking met de industrie op te lossen. Dat sluit uitstekend aan bij de ambitie die Defensie heeft op het gebied van innovatie.

Pag. 28  - Aanbesteding en prijscontrole
De drempelwaarden waarboven de aanbestedingsregels moeten worden toegepast bedragen volgens de richtlijn 2009/81/EG in 2019 voor de centrale overheid € 144.000,- en voor Defensie zelfs € 443.000,- excl. BTW. Defensie (DMO) hanteert echter voor zover bekend een grens van € 50.000,- incl. BTW.
Bezwaar van aanbestedingen boven het drempelbedrag is een langdurige aanbestedingsprocedure van een half jaar of meer. Juist nu de krijgsmacht op orde gebracht moet worden lijkt deze beperking daarom belemmerend te werken. In plaats van concurrentiestelling kan Defensie als opdrachtgever ook andere vormen van prijscontrole kiezen om een goed product voor een redelijke prijs te verkrijgen.
Specifiek voor niet-regulier verkrijgbaar materieel, innovatie en ontwikkelingsopdrachten lijkt het de werkgroep verstandig om de cijfers van de EU richtlijn te hanteren.

Pag. 31  - Doorontwikkeling industriële participatiebeleid
Als het gaat om samenwerking op industrieel niveau tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven is een goede Nederlandse technologische kennisbasis een noodzakelijke voorwaarde voor een sterke onderhandelingspositie met andere lidstaten.  Het is daarbij essentieel om te streven naar het ontwikkelen van kennis die complementair is aan die van de potentiële partner(s). Dat past in een streven naar Europese samenwerking en onderlinge afhankelijkheid. Opgemerkt moet worden dat een dergelijk streven afwijkt van de huidige praktijk, waar in industriële participatie projecten vaak sprake is van kennisoverdracht. Dit leidt op termijn tot versnippering en duplicatie van kennis en industriële capaciteiten in Europa.

 

 

_____________________________
Den Haag, 9 januari 2019
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: politiektechniek@kividv.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen? Meldt u dan aan voor onze mailinglist.
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Als onderdeel van de beroepsvereniging KIVI is de werkgroep onafhankelijk van politieke partijen, overheden en bedrijven. 
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaardt geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Foto: Beeldbank KIVI

 

 

web stats