
Maar hoe dan?
In september 2025 kondigde de Europese Commissie de oprichting van een drone-wall aan. Dit wekt de indruk dat gevaarlijke drones van buiten de Unie komen en aan de grens moeten worden gestopt en vernietigd. Het idee om Frontex hiervoor in te zetten vloeit mogelijk voort uit dit plan. In een hybride of groot conflict kunnen drones echter vanuit veel plaatsen verschijnen. Van buiten de grenzen, maar ook in grote hoeveelheden vanaf schepen, moederschip-vliegtuigen, vrachtwagens die door Europa rijden en lokaal gelanceerd door vrienden van de vijand.
Dit betekent dat de drone-wall de vorm van een drone shield zou moeten hebben. We moeten ons immers overal in Europa tegen drones kunnen verdedigen, ongeacht vanwaar ze opstijgen of landen. Het gaat dan met name om kleine drones, maar die zijn niet minder gevaarlijk. Op 16 oktober 2025 is het Europese plan hiermee uitgebreid.
Met drones zal echter niet alleen de grote kritieke infrastructuur zoals vliegvelden en militaire bases worden gehinderd of aangevallen, maar ook energiestations, bedrijven, ziekenhuizen, lokale centra en zelfs bewoonde gebieden.
Daarom is de conclusie snel te trekken dat de krijgsmacht ons niet overal en altijd tegen deze dreiging zal kunnen verdedigen. Zij zijn nodig om op te treden in het hogere deel van het conflictspectrum en kunnen niet op tegen grote aantallen drones die in zwermen letterlijk overal vandaan kunnen komen. Deze technologieën, die we de laatste drie jaar in het conflict in Oekraïne zien, blijven zich met enorme snelheid verder ontwikkelen. Autonome en bewapende drones in zwermen zullen binnenkort veel gebruikelijker zijn dan reguliere munitie.
Eind 2025 zien we dit type hybride oorlogsvoering in Europa al rond luchthavens en militaire bases. Gelukkig zijn deze drones nog niet ingezet als wapen.
Drones uit Rusland boven Polen worden zonder aarzelen neergeschoten, maar drones boven luchthavens en militaire terreinen niet. De luchthavens en de lokale autoriteiten hebben geen middelen om hun faciliteiten en mensen te beschermen.
Toch is het noodzakelijk om ons land voor te bereiden op een veel grotere hoeveelheid drones van allerlei soorten en formaten, die ons land bedreigen.
Verdediging tegen drones
De overheid heeft als beleid om de verdediging tegen drones boven kritieke infrastructuur door permanente militaire drone-eenheden van Defensie te laten uitvoeren. Dit zou om drie redenen anders moeten worden vormgegeven:
- Er is heel veel “kritieke infrastructuur” in Nederland. Maar nog veel meer locaties kunnen worden bedreigd. Dus zullen ook erg veel eenheden nodig zijn om die te verdedigen.
Defensie heeft vermoedelijk onvoldoende capaciteit om drones door ons hele land te bestrijden. Zeker niet in een crisis met grootschalige militaire inzet. - De wettelijke bevoegdheid voor inzet van geweld tegen drones ligt bij de politie. Om die in vredestijd over te dragen aan Defensie vergt nogal wat aanpassingen aan de wet.
- Pas bij crisisinzet voor verdediging van ons grondgebied, kunnen de anti-drone eenheden onder militair gezag worden geplaatst. Defensie krijgt echter pas algemene bevoegdheid voor inzet van geweld tegen drones als ons land daadwerkelijk wordt aangevallen.
Op basis van de wet en van de capaciteit van Defensie in een crisis- of oorlogstijd lijkt het daarom verstandig om voor het Nederlandse deel van het drone-shield te focussen op de politie.
Inzet van anti-drone systemen
Om het beter te doen, moet de politie worden uitgerust met middelen, personeel en regels om hun gebied te beschermen tegen relatief eenvoudige drones, die overigens ook dodelijk kunnen zijn. Liefst automatisch en waar nodig eventueel met hulp van specialisten van Defensie. Zo is dat ook tijdens de recente NAVO top gebeurd.
Omdat identificatie en eliminatie van drones nu vrijwel onmogelijk is, lijkt het door de toenemende dreiging van drones noodzakelijk om een algeheel vliegverbod voor drones in te stellen. Alleen met een ontheffing en een vooraf ingediend vluchtplan zou dronevliegen dan nog zijn toegestaan. Eventueel zou dit ook stapsgewijs kunnen worden doorgevoerd door eerst een vliegverbod rond kritieke infrastructuur in te stellen. Eventueel zou ook ontheffing kunnen worden verleend aan drones die een herkenningssignaal uitzenden, vergelijkbaar met de IFF van vliegtuigen.
Ongeautoriseerd vliegende drones mogen dan door de politie worden neergehaald.
Defensie mag dit wettelijk pas op basis van een verzoek tot bijstand en dan nog onder toezicht van een opsporingsambtenaar.
Technologische oplossingen
In eerste instantie zijn sensoren voor detectie en zo mogelijk identificatie nodig. Alleen al het detecteren en volgen van een drone geeft meer inzicht over de herkomst route en mogelijke dreiging. Daarvoor is een landelijk dekkend sensornetwerk van belang.
De sensoren van dit netwerk moeten drones detecteren met radar, infrarood en eventueel andere systemen. Daarmee kunnen lanceerplaatsen worden gevonden en de route worden gevolgd. Het netwerk kan vast worden opgesteld en centraal in Nederland of vanuit veiligheidsregio’s worden bediend.
De technologie voor deze systemen is ruim voorhanden, maar specifiek voor dit doel bestaan ze nog niet. Ze zouden in Nederland met behulp van kennisinstituten en bedrijven kunnen worden ontwikkeld en geproduceerd.
De Counter strike drone Challenge die Defensie heeft uitgeschreven kan daar misschien een bijdrage aan leveren.
Identificeren van het type drone geeft meer inzicht. Het gaat dan om surveillance- en spionagedrones, FPV-drones en drones van het Shahed-formaat. Op afstand bestuurd, autonoom opererend en/of in zwermen. Route, snelheid, hoogte infraroodsignaal, eventuele beelden en geluid kunnen een goede indicatie van het type drone zijn, zeker nadat een database met kenmerken is opgebouwd. Uit het gedrag en de route zou een doel kunnen worden afgeleid, hoewel dat altijd onzeker zal zijn.
Als er een risico is dat drones bewapend zijn of als wapen worden ingezet moet vernietiging mogelijk zijn door ten minste soft-kill, high energy laser en/of geautomatiseerde vuurwapens. Deze wapensystemen moeten zo worden ontwikkeld, dat ze lokaal door niet-specialisten van de politie kunnen worden gebruikt. Om door heel Nederland beschikbaar te garanderen zijn behoorlijke aantallen noodzakelijk.
Deze systemen bestaan nog niet en zouden met behulp van kennisinstituten en bedrijven kunnen worden ontwikkeld en geproduceerd. De Counter strike drone Challenge, die Defensie heeft uitgeschreven kan daar misschien een bijdrage aan leveren.
Samenwerking in Europa
Het concept past goed in de plannen van de Europese Commissie voor de drone-wall, die eind 2027 gereed zou moeten zijn.
Deze drone-wall wordt een gecoördineerd en gelaagd anti-dronesysteem om het Europese luchtruim en kritieke infrastructuur te beschermen tegen dreigingen.
Het hoofddoel is om drones snel en effectief te kunnen detecteren, volgen en vervolgens neutraliseren voordat ze gevoelige gebieden of doelen bereiken.
Het project moet de interoperabiliteit tussen lidstaten vergroten, zodat zij in realtime informatie en situationeel bewustzijn kunnen delen over waargenomen drone-dreigingen.
Door een robuuste, gezamenlijk ontwikkelde en ingezette capaciteit te creëren, wil de EU een geloofwaardige afschrikkingsmacht opbouwen tegen potentiële agressors.
De Europese 'Drone Wall' moet innovatieve technologieën integreren, waaronder radarsystemen, stoorzenders (jamming), interceptor-drones en AI-gedreven detectietools om de verdediging tegen een breed scala aan drones te optimaliseren.
Financiering
Een landelijk dekkend sensornetwerk en een groot aantal nog te ontwikkelen wapensystemen vergt veel geld. Hoewel het in Nederland wettelijk bij de politie ondergebracht moet worden ligt het op het grensvlak met de nationale verdediging. De kosten voor de systemen zouden daarom ten laste van de Defensiebegroting kunnen komen: het past zowel binnen de 3½ % BNP NAVO norm voor Defensie als de 1½ % NAVO norm voor infrastructuur.
Voor de systemen in het Europese plan gaat de EU er van uit dat deze worden gefinancierd uit de eigen begrotingen van de lidstaten.
Voor ontwikkeling van systemen die in meer landen worden toegepast zou budget in het Europese Defensie Fonds beschikbaar zijn. Het is echter onduidelijk hoe dat ooit kan bijdragen aan systemen die voor eind 2027 gereed voor inzet zouden moeten zijn.
KIVI Defensie en Veiligheid, 13 november 2025
Illustratie: AI generated


