Op 15 maart heeft Staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat de voorlopige keuze van de demissionaire regering voor onderzeeboten van het Franse bedrijf Naval Group bekendgemaakt. Op 3 juni zal de Tweede Kamer haar standpunt bepalen over dit voorstel. Onze werkgroep Politiek en Techniek heeft een zestal "stoplichtvragen" over deze voorlopige keuze.

De werkgroep “Politiek en techniek” van de afdeling Defensie en Veiligheid analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs. De werkgroep heeft opmerkingen en suggesties voor vragen over het DMP-D voor de vervanging van de Walrus-klasse onderzeeboten, waarover de Tweede Kamer op 3 juni 2024 een standpunt zal bepalen.

Download als PDF

Zoals op 22 maart 2024 al aangegeven (link) stelt onze werkgroep vast dat het gevolgde keuzeproces tot nu toe de “Race to the bottom (link)” is geweest, waar wij in 2020 voor waarschuwden. Op basis van onze kennis en ervaring verwachten wij dat onze andere daarbij gegeven voorspellingen ook zullen uitkomen.
Dat stellen wij niet vanuit een belang bij een van de partijen, maar door een objectieve beschouwing van technologische aspecten, de doorlopen procedure en het resultaat daarvan op basis van de kennis en ervaring van onze leden.

Naar analogie van de Staatssecretaris geeft de werkgroep voor de behandeling van het voorlopige gunningsbesluit door de Tweede Kamer de volgende “stoplicht vragen” in overweging.  Alleen als deze alle 6 op “groen” staan is het voorgestelde besluit passend.

1. Past het voorgestelde besluit bij de huidige geopolitieke situatie?
Het DMP-A uit 2016 en DMP-B uit 2020 waarop de aanbesteding is gebaseerd gingen uit van langdurige vrede en een krimpende krijgsmacht. Moeten de ontwikkelingen sindsdien geen gevolgen hebben voor aantallen onderzeeboten en een grotere, meer gedifferentieerde nieuwbouwcapaciteit voor onderzeeboten in Europa?
Passen de technische en inzetbeperkingen van een “aangepast standaardontwerp van de plank” bij de grotere en meer flexibele behoefte van deze tijd? Naar mening van de werkgroep is er nu meer flexibiliteit en groeicapaciteit nodig. De behoeftestelling waarop het voorgenomen besluit is gebaseerd, is immers sinds 2016 niet meer bijgesteld.

2. Past het voorstel in het door het parlement goedgekeurde regeringsbeleid?
De Defensie Industrie Strategie (DIS), de Strategische agenda voor de Maritieme Maakindustrie (SaMMI), de Northern Naval Capability Cooperation (NNCC), het Open Strategische Autonomie beleid (OSA), etc. geven allemaal aan dat juist deze specifieke kennis en bijbehorende bedrijven die ook voor onderzeeboten wordt gebruikt moet worden behouden.
Nu dit voor een strategisch zeer belangrijk project aan de orde is wijkt de regering daar van af.

3. Zijn de risico’s van een opdracht aan Naval Group voldoende afgedekt?
Opdrachten van andere landen aan Naval Group leiden structureel tot grote kostenverhogingen en vertragingen. Deze contracten met een zeer grote financiële omvang zijn ongetwijfeld (ook) zeer zorgvuldig opgesteld en voorzien van de nodige juridische zekerheden.
Bekendste recente voorbeeld zijn de Australische onderzeeboten van hetzelfde type die na 2 jaar in prijs waren verdubbeld. Daarnaast werd de inschakeling van de lokale industrie ook verregaand niet volgens afspraak ingevuld. Veel andere landen hebben een soortgelijke ervaring.
Begin mei 2024 werd door Naval Group ook alweer vertraging bij de oplevering van de Belgisch/Nederlandse mijnenjagers en de bijbehorende “toolkit” aangekondigd.
Het gaat hierbij niet alleen om korte(re) termijn risico's bij de initiële aanschaf, maar ook om grote kostenoverschrijdingen tijdens de verdere ontwikkeling, bouw en later tijdens onderhoud.
De ADR waarschuwt in haar rapport dat de risico’s, risicomitigatie en de gevolgen daarvan door Defensie onvoldoende helder zijn gemaakt. Juist met de Australische en andere ervaringen met Naval Group lijkt dit van extra groot belang.

4. Zijn de gedurende 120 jaar in Nederland opgebouwde kennis en inzet doctrines geborgd?
Hoewel de omvang en inhoud van de industriële participatie nog onduidelijk is, blijkt uit de lijst van de 10 participerende bedrijven dat dit vnl. gericht is op platformtechnologie. Slechts 1 bedrijf werkt aan één van de vele sensoren.
De kennis van wapensystemen en wapensysteem-integratie waar Nederland met o.a. TNO, JIVC en de Onderzeedienst in excelleert wordt dus niet ingezet. Daarop zijn de Nederlandse doctrines en militaire inzet afgestemd. Nu deze niet meer wordt toegepast zal die kennis de komende jaren verdwijnen, want deze passen niet bij de Franse technologie.
Bovendien zal de wapensysteem technologie in de systemen van Naval Group zonder twijfel op grond van eigendomsrechten en Franse nationale veiligheid worden afgeschermd voor de gebruiker. Nieuwe kennis wordt dus niet opgebouwd. Geen inzicht, alleen gebruikershandleiding.

5. Kunnen de verlangde Amerikaanse wapensystemen worden ingebouwd?
Amerikaanse Mk48 torpedo’s zijn al vele jaren in gebruik bij de onderzeedienst. Daarop zijn alle inzet en onderhoudssystemen afgestemd. De Amerikaanse Tomahawk kruisvluchtwapens worden daar nu voor de Walrusklasse aan toegevoegd. Integratie van deze wapens in een onderzeeboot van de Franse Naval Group is zeer complex, uniek voor Nederland en waarschijnlijk technisch onmogelijk.
Daarnaast zal de VS mogelijk geen exportvergunning voor de benodigde kennis naar Frankrijk verlenen. Als dat wel gebeurt is het onwaarschijnlijk dat de integratie binnen tijd en budget kan worden uitgevoerd.

6. Is de geboden prijs realistisch of is dit prijsdumping door de Franse overheid?
De prijs voor de Australische Barracuda Shortfin (4500 ton, 97 m lang, 8,8m diameter) liep al voordat de bouw begon op van 2,8 Mld € naar 4,7 Mld € per boot. De even complexe, maar iets kleinere Barracuda Blacksword voor Nederland wordt nu aangeboden voor ongeveer 1,25 à 1,5 Mld € per boot.
Nederland en Indonesië betalen ongeveer dezelfde prijs, maar Indonesië krijgt de kleinere en eenvoudiger Scorpène.
In de Nederlandse versie moeten dan ook nog eens de Amerikaanse Mk48 torpedo en Tomahawk kruisvluchtwapen en het Noorse Naval Strike Missile worden geïntegreerd.
Dit versterkt de aanwijzingen dat de Franse regering streeft naar monopolies op de Defensiemarkt en de industrie ondersteunt bij offreren onder de kostprijs om buitenlandse orders binnen te halen.
Na het plaatsen van de opdracht ontstaat een nieuwe situatie. Daardoor zijn de uiteindelijke kosten van het project niet te becijferen.

 

_____________________________
Den Haag, 17 mei 2024
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: dv@kivi.nl 
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen?  Meld u aan via deze link.

Ben je ingenieur en wil je meewerken aan onze adviezen? Neem contact op via dv@kivi.nl 
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaardt geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.

Illustratie: Naval Group