De werkgroep “Politiek en techniek” van de afdeling Defensie en Veiligheid analyseert actuele politieke ontwikkelingen in de defensiesector. Zij levert onafhankelijke feiten en duiding vanuit de technologische kennis en ervaring van ingenieurs.
De werkgroep heeft onderstaande suggesties voor Kamervragen en aanbevelingen over de gevolgen van levering van militaire goederen aan Oekraïne voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht, naar aanleiding van de brief van de minister en staatssecretaris van Defensie van 31 mei 2022 (link) . Deze zijn opgesteld op basis van openbaar beschikbare stukken en kennis en ervaring op het gebied van defensietechnologie. De opmerkingen en vragen betreffen uitsluitend technologische of daarmee verband houdende aspecten.
De werkgroep is zich zeer bewust van het geopolitieke en humanitaire belang van een Nederlandse bijdrage aan de wapenleveranties aan Oekraïne. Deze hebben echter gevolgen voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht. Onze werkgroep stuurde hierover op 26 april 2022 al een een werkgroepadvies aan de Tweede Kamer (link) en heeft met interesse kennis genomen van de Kamerbrief van 31 mei (link). Er leven bij de werkgroep echter nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
- Het leveren van materieel aan Oekraïne gebeurt in een situatie waarin de materiële toestand van de krijgsmacht, na ruim 25 jaar bezuinigen, algemeen als zorgwekkend wordt beoordeeld.
- Het ontbreken van gedetailleerd inzicht in welk materieel geleverd is en wat de impact is op de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht belemmert de werkgroep bij het leveren van specifiek commentaar. Onderstaande punten zijn daarom generiek van aard, maar daardoor niet minder belangrijk.
- Specifieke vervangingen en aanvullingen zijn aangegeven in een vertrouwelijke bijlage. Het zal het lastig zijn om die snel geleverd te krijgen zodat de voorraden tijdig kunnen worden aangevuld. Dit is te meer een probleem omdat de voorraadstatus van de krijgsmacht toch al zorgelijk was. Bedacht moet worden dat niet alleen de Nederlandse krijgsmacht zijn slagkracht en gereedheid gaat opvoeren, maar dat de bondgenoten dit ook gaan doen of al doende zijn. Daarom zijn langere levertijden dan gewoonlijk te verwachten. De werkgroep beveelt de Kamer aan om MINDEF & STASDEF aan de hand van de overzichten in de vertrouwelijke bijlage in detail te vragen naar verwachte levertijden resp termijnen waarop de gereedheid op de belangrijke punten (wapensystemen, munitie, onderdelen) op een aanvaardbaar niveau is gebracht, d.w.z. op een niveau dat i.h.a. belangrijk hoger ligt dan voor 24 februari j.l. Tevens dienen MINDEF & STASDEF aan te geven wat het na te streven gereedheidsniveau in hun ogen is, zodat de Kamer haar controlerende taak adequaat kan uitvoeren.
- In andere publieke documenten heeft Defensie aangegeven voor de aanvullingen zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande raamcontracten, afroeporders en Amerikaanse FMS leveringen. Bij veel systemen zal dat echter niet mogelijk zijn. Bijvoorbeeld bij de vervanging van pantserhouwitsers en ander ouder materieel. Het lijkt het de werkgroep voor die systemen van belang om andere prijscontrolemethoden toe te passen dan de gebruikelijke Europese aanbesteding onder concurrentie. Prijscontrole op basis van eerdere opdrachten, vergelijking met door partnerlanden betaalde prijzen of eventueel “open boek” calculaties werken sneller en effectiever dan het gebruikelijke stroperige verwervingsproces.
De werkgroep beveelt de Kamer aan om de STASDEF te vragen welke versnelde verwervingsprocedures voor vervanging en aanvulling worden ingezet.
- Op blz 3 van de brief schrijven MINDEF & STASDEF o.a.:
“Wel zal het aan Oekraïne geleverde materieel waar nodig zo spoedig mogelijk moeten worden aangevuld zodat het voortzettingsvermogen van Defensie, de mogelijkheid om inzet in missies en operaties gedurende langere tijd vol te houden, niet verder wordt aangetast.”
Zorgelijk hier is de uitdrukking “moeten worden aangevuld”. Dit wekt de indruk dat MINDEF & STASDEF nog geen plan hebben hoe deze aanvulling zal worden gerealiseerd.
De werkgroep beveelt de Kamer aan om MINDEF & STASDEF te vragen om een concreet plan met mijlpalen, aantallen en hoeveelheden.
- Eveneens op blz 3 schrijven MINDEF & STASDEF:
“Bij elke levering is afgewogen welke voorraad nodig is om geoefend en getraind te blijven, …”
Het valt op dat MINDEF & STASDEF hier de inzetbaarheid in grote ernstinzet in het kader van de eerste en tweede hoofdtaak onvermeld laten. Daar is de krijgsmacht uiteindelijk voor. Hierbij zijn een aantal opmerkingen van belang:
a. Operationele ervaringen in grootschalige conflicten zoals thans plaatsvinden in de Oekraïne geven aan dat het verbruikstempo van voorraden van alle categorieën vele malen hoger is dan in de kleinschalige conflicten waarmee de krijgsmacht de afgelopen 25 jaar ervaring heeft opgedaan.- b. De kans dat Nederland wordt betrokken in een conflict met existentiële dimensies is sinds de Russische inval in de Oekraïne met een ordegrootte (een factor 10) toegenomen afgemeten aan de aannames waarmee we de afgelopen 25 jaar rekening hebben gehouden.
c. In de meidagen van 1940 verschoot de krijgsmacht in 5 dagen zijn volledige voorraad munitie. Daarna was men afhankelijk van de dagproductie van de Hembrug die onvoldoende was om de strijd te kunnen voortzetten.
d. Ten tijde van de NAVO interventie in Kosovo in de jaren ’90 moest KLu bij de bondgenoten gaan vragen om munities(bommen), omdat de volledige vooraad inmiddels was opgebruikt. Zo zijn er meerdere voorbeelden in de recente nationale historie.
Kortom: Nederland heeft kennelijk een structureel probleem als het gaat om het aanleggen en in stand houden van adequate voorraden voor grootschalige conflicten waarin het betrokken kan raken. Hier wreekt zich onder meer de 75-jarige afhankelijkheid van de logistieke capaciteit van de VS.
De werkgroep beveelt aan om de STASDEF te vragen in welke mate de krijgsmacht over voldoende munitie voor ernstoperaties in de 1e hoofdtaak beschikt. In het verleden werd dit de oorlogsvoorraad genoemd.
- b. De kans dat Nederland wordt betrokken in een conflict met existentiële dimensies is sinds de Russische inval in de Oekraïne met een ordegrootte (een factor 10) toegenomen afgemeten aan de aannames waarmee we de afgelopen 25 jaar rekening hebben gehouden.
- Ook op blz 3 schrijven MINDEF & STASDEF:
“Het huidige niveau van gereedstelling en de inzet voor hoofdtaak 1 en 2 kan op hoofdlijnen worden gehandhaafd, …”
Het “huidige niveau” is echter een situatie waarin noch Hoofdtaak 1 of Hoofdtaak 2 door de krijgsmacht kan worden uitgevoerd, zoals herhaaldelijk door waarnemers én door diverse hoofd- en vlagofficieren van de krijgsmacht, inclusief zowel de huidige als de voormalige CDS, aangegeven. Ook de vorige minister van Defensie heeft al enige jaren geleden hierover de Kamer geïnformeerd.
- Nog eens op blz 3 schrijven MINDEF & STASDEF:
“Daarom onderzoekt Defensie de verdere mogelijkheden om de Oekraïense verzoeken door verwerving of in nauwe samenwerking met internationale partners te accommoderen. Dit laatste is gebeurd met de levering van de Pantserhouwitsers, …”
Dit is, naar het oordeel van de werkgroep, misleidend. De Pantserhouwitsers werden/worden geleverd vanuit opgeslagen voorraad. Vooralsnog hebben MINDEF of STASDEF niet aangegeven hoe ze de aan Oekraïne geleverde stukken gaan vervangen. De werkgroep wijst erop dat dit niet een kwestie van het plaatsen van een eenvoudige opdracht bij Kraus-Maffei zal zijn. Past de huidige leverbare versie van de Pantserhouwitser bij Kraus-Maffei wel bij de configuratie zoals de krijgsmacht die kent? Wat wordt de levertijd van de vervangende systemen? Hoe passen ze in het in toenemende mate genetwerkte systeem van de krijgsmacht? Wat is de impact van het vooralsnog ontbreken van deze systemen op de uitbreiding van de slagkracht zoals voorzien in de nieuwe Defensienota?
De werkgroep merkt hierbij op dat de, toch al niet indrukwekkende, slagkracht van de krijgsmacht niet, zoals door planners van Defensie voorzien, kan worden vergroot, maar in plaats daarvan wordt beperkt.
- De paragraaf “Financiën”op blz 3 en 4 is verwarrend. Enerzijds wordt er gesteld dat:
“De uitgaven die Defensie heeft gedaan voor de leveranties aan Oekraïne en de gemiste verkoop- en afstotingsopbrengsten worden via de defensiebegroting gefinancierd.”
Maar anderzijds staat er ook:
“Het kabinet heeft voorts afgesproken dat voor uitgaven die direct verbonden zijn met de situatie in Oekraïne aanvullend budget beschikbaar wordt gesteld op de departementale begrotingen. Het gaat om additionele uitgaven die bovenop het reguliere beleid komen en waarvoor geen budget beschikbaar is op de reguliere departementale begrotingen. Er vindt binnen de Defensiebegroting door de steun aan Oekraïne dus geen verdringing plaats. Herstel van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van Defensie op zo kort mogelijke termijn is van groot belang.”
Tenslotte staat er:
“Waar mogelijk wordt voor financiering een beroep gedaan op de European Peace Facility van de EU.” Daarmee compenseert de Europese Commissie de lidstaten voor aan Oekraïne geleverd materieel. Het is onduidelijk of dit naast bovengenoemde budgettoevoegingen staat of in aanvulling daarop.
De uitspraken lijken onduidelijk en zijn mogelijk tegenstrijdig. Over het algemeen levert zo’n onduidelijkheid belemmeringen op bij de praktische financiële uitvoering door de HDFC en DMO.
De werkgroep beveelt de Kamer aan om MINDEF & STASDEF nadere uitleg te vragen.
- Tenslotte wijst de werkgroep op de uitspraak:
“Herstel van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van Defensie op zo kort mogelijke termijn is van groot belang.”
Dit houdt ondanks het welhaast existentiële belang geen verplichting in.
De werkgroep beveelt de Kamer daarom aan om MINDEF & STASDEF om een uitspraak met resultaatverplichting te vragen.
_____________________________
Den Haag, 13 juni 2022
Meer informatie over de werkgroep Politiek en Defensietechniek vindt u via deze link.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de werkgroep via E: dv@kivi.nl
Wilt u de commentaren en adviezen van de werkgroep per email ontvangen? Meld u aan via deze link.
Disclaimer: De gegeven feiten en meningen zijn gebaseerd op open bronnen en op de kennis en ervaring van werkgroep leden.
Als onderdeel van de beroepsvereniging KIVI is de werkgroep onafhankelijk van politieke partijen, overheden en bedrijven.
Dit is geen officieel standpunt van KIVI. De vereniging aanvaardt geen aansprakelijkheid voor hetgeen door de werkgroep of haar leden naar voren is gebracht.
Foto: Ministerie van Defensie